De schoolarts in Nederland ca. 1895 – 1965
ArrayIn 1904 stelde Zaandam als eerste Nederlandse gemeente een schoolarts aan. Met de komst van deze nieuwe professional nam de invloed van medici op het leven van schoolkinderen toe, een proces dat wordt geduid als medicalisering. Zagen kinderen voorheen slechts een dokter wanneer zij ziek waren, schoolartsen onderzochten nu uit preventieve overwegingen alle aan hen toevertrouwde kinderen.
Omdat zij werkzaam waren in de school, maakten schoolartsen tevens deel uit van het proces van pedagogisering. Zonder twijfel hebben zij bijgedragen aan de groeiende invloed van de school op het kind, onder meer door het propageren van gezondheidsleer, de strijd tegen hoofdluis en het helpen selecteren van kinderen voor het zwakzinnigenonderwijs.
In Witte jassen in de school beschrijft historisch pedagoog Fedor de Beer de rol van schoolartsen binnen beide processen aan de hand van cultuurhistorisch onderzoek. Hij laat zien dat de komst van de schoolarts geen gevolg was van medisch imperialisme, maar dat verschillende partijen medici, politici én onderwijzers diens aanstelling noodzakelijk achtten om kinderen te beschermen tegen de gezondheidsrisicos van het schoolgaan. Bij de verspreiding van het beroep over het land en bij de ontwikkeling van het takenpakket speelden die partijen, waaronder de rijksoverheid, eveneens een voorname rol.
Hoewel alle partijen het schoolartsenwezen op andere wijze wilden invullen en de artsen werkzaam waren in een pedagogische setting, bleef de beroepsgroep zelf trouw gericht op datgene waar het hen in wezen om ging: de gezondheid van het Nederlandse schoolkind.
Witte jassen in de school / druk 1
Beer, Fedor de & Beer, F. de
Fedor de Beer
s 2008. 380 p. ¬ 49,50 – ISBN 978 90 232 4425 7