Verklaring Raad van Bestuur MST inontvangstneming van het rapport van de commissie Lemstra

Array

commissie-lemstraVerklaring van de voorzitter van de Raad van Bestuur van ziekenhuis Medisch Spectrum Twente op dinsdag 1 september 2009 bij gelegenheid van de inontvangstneming van het rapport van de commissie Lemstra
De voorzitter van de Raad van Bestuur van Medisch Spectrum Twente te Enschede, prof. dr. J.H. Kingma, spreekt zijn erkentelijkheid uit over het rapport van de commissie Lemstra. Hij zegt dat de Raad van Bestuur de analyse, de conclusies en de aanbevelingen in grote lijnen onderschrijft. Naast reeds gerealiseerde maatregelen, kondigt hij een plan van aanpak aan op basis van het onderzoeksrapport.

Mede namens mijn collega’s in de Raad van Bestuur, de Raad van Commissarissen, de voorzitter van het Medisch Staf Bestuur alsmede de voorzitter van de vakgroep Neurologie van ons ziekenhuis, wil ik beginnen met het uitspreken van mijn erkentelijkheid jegens de commissie die onderzoek heeft gedaan in verband met de voormalige neurologiepraktijk van dr. E. Jansen. De commissie heeft in onze ogen een gedegen rapport opgesteld. De titel van het rapport En waar was de patient ……….? is veelzeggend, ik kom daar zo op terug. Wel wil ik nu al gezegd hebben dat de reden om dit onderzoek in gang te zetten, met name was gelegen in het creeren van duidelijkheid over de vraag of de professionele omgeving adequaat heeft gehandeld ten opzichte van kennelijke gebreken in het functioneren van een individuele specialist.

De conclusies en aanbevelingen van de commissie richten zich niet alleen op Medisch Spectrum Twente, maar ook over hem heen tot Raden van Bestuur en Raden van Toezicht in algemene zin, de wetgever, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en andere entiteiten. Voor zover de conclusies en aanbevelingen van de commissie zijn geadresseerd aan anderen dan aan ons ziekenhuis, vereist bestuurlijke zorgvuldigheid dat zijzelf in de gelegenheid worden gesteld hun opvatting kenbaar te maken. De minister van VWS heeft al aan de Tweede Kamer toegezegd om medio september te overleggen over governance in de zorg en daarbij het rapport van de onderzoekscommissie te willen betrekken. Om deze redenen beperk ik mij in deze verklaring tot het onderzoek van de commissie, alsmede de conclusies en aanbevelingen voor zover deze betrekking hebben op Medisch Spectrum Twente. Mijn verklaring is er één op hoofdlijnen. Voor het ziekenhuis zélf zal een plan van aanpak worden opgesteld met de te nemen maatregelen, naast hetgeen de afgelopen jaren al is gerealiseerd.

Het onderzoek

Als Raad van Bestuur vinden wij de uitkomsten van het feitenonderzoek over het functioneren van de neuroloog dr. E. Jansen bijzonder ernstig, persoonlijk vind ik ze onthutsend, dat geldt ook voor mijn collega’s in de Raad van Bestuur. Er komen ernstige tekortkomingen naar voren op het gebied van onder andere diagnosestelling, medicatie, dossiervoering en intercollegiaal overleg. Voor vele van de patienten die destijds onder behandeling waren bij dr. Jansen, zijn de geconstateerde feiten wrang. In de relatie tussen patient en zorgverlener moet de patient kunnen rekenen op een diagnosestelling en aansluitende behandeling die state of the art worden verricht.

Ook de rol van een aantal toenmalige actoren is onderzocht, waaronder de toenmalige Raden van Bestuur, de vakgroep neurologie, Medisch Staf Bestuur etc.. Voor wat betreft de toenmalige Raden van Bestuur: deze houding was volgens de commissie onvoldoende gericht op interventie, terwijl men kennis had kunnen dragen van de problemen rond het functioneren van de betrokken neuroloog en men de signalen daarover had moeten herkennen en oppakken.

De conclusies

De hoofdlijn in de conclusie van de commissie is dat de hiervoor genoemde actoren in het ziekenhuis niet de rol hebben vervuld die van hen verwacht had mogen worden. Dat is een hard oordeel van de commissie die de geconstateerde feiten overigens plaatst in de toenmalige context van en opvattingen over governance in de zorg, meer in het bijzonder met betrekking tot het ontbreken van een hierarchische verhouding tussen een Raad van Bestuur en de medisch specialisten.

De aanbevelingen

De aanbevelingen van de commissie zijn helder en spreken voor zich. De Raad van Bestuur zet zich ervoor in om de aanbevelingen die zijn gericht aan de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht voortvarend in een plan van aanpak op te nemen, uiteraard met inachtneming van eventuele wet- en regelgeving die implementatie van deze aanbevelingen moet faciliteren.

De patient

De Raad van Bestuur is geschrokken van de onderbelichte positie van de patient in deze hele kwestie. De titel van het rapport En waar was de patient ….? duidt daar ook op; deze titel zal niet voor niets zijn gekozen door de commissie. Graag wil ik hier thans wat uitgebreider bij stilstaan.

De commissie constateert dat de huidige Raad van Bestuur een aantal maatregelen in gang heeft gezet die –ik citeer- tijdig signaleren van (mogelijk) disfunctioneren en voortvarende actie daarop mogelijk moeten maken. De Raad van Bestuur neemt hier nota van. Tegelijkertijd heeft de Raad van Bestuur de behoefte zijn eigen rol in het proces van klachtbemiddeling nadrukkelijk te benoemen.

In algemene zin merk ik het volgende op. Het behoort tot de taak van de Raad van Bestuur om maatregelen te treffen opdat patienten er op kunnen rekenen dat de beroepsbeoefenaren aan wiens zorgen men is toevertrouwd, het belang van de patient voorop stellen en dat de patient de –medisch gezien- aangewezen behandeling krijgt. De huidige Raad van Bestuur en het Medisch Staf Bestuur hebben –zie daarvoor ook het rapport van de commissie- inmiddels al enkele maatregelen in gang gezet om het functioneren van medisch specialisten te evalueren en bij disfunctioneren in te grijpen.

In relatie tot de onderhavige casus is de Raad van Bestuur van oordeel dat naast de reeds in gang gezette maatregelen, de klachtbehandeling extra aandacht behoeft.

Voor de klachtbehandeling beschikt ieder ziekenhuis over een onafhankelijke klachtencommissie waarvan de instelling voortvloeit uit een wettelijke verplichting. De Raad van Bestuur kan en wil uiteraard niet treden in de onafhankelijke werkwijze van de klachtcommissie. Wél heeft de Raad van Bestuur een verantwoordelijkheid ten aanzien van de totale context van de klachtbemiddeling, waaronder begrepen de doorlooptijd van de klachten, alsmede de wijze van afhandeling, inclusief de nazorg. Ook als over één en dezelfde beroepsbeoefenaar veel klachten binnenkomen, is dat een signaal waarmee iets moet worden gedaan.

Terugkijkend is de Raad van Bestuur van oordeel dat naar de procedurele en technische aspecten van de klachtbehandeling weliswaar veel aandacht is uitgegaan, maar dat de nazorg aan patienten onderbelicht is gebleven. Dit moet beter en hieraan zal de noodzakelijke aandacht worden geschonken in het kader van een herijking van de totale klachtbemiddeling.

Onder de patienten van dr. E. Jansen bevinden zich gedupeerden. De Raad van Bestuur betreurt dit in hoge mate. Dit had niet mogen gebeuren. Ik hoop dan ook van ganser harte dat het rapport voor ons ziekenhuis maar ook voor collega-instellingen een positief leereffect heeft en dat de patient er uiteindelijk beter van wordt, letterlijk en figuurlijk.

Tot slot

Besturen is risico lopen. Risicoloos besturen bestaat niet. Risicomijdend gedrag leidt tot inertie en het niet optreden waar dat wél is vereist. Dat is niet de houding van deze Raad van Bestuur. Deze Raad van Bestuur heeft zijn verantwoordelijkheid genomen door een onafhankelijke commissie in te stellen en de resultaten openbaar te maken. Dat is een eerste stap, en daar kan het zeker niet bij blijven. Deze Raad van Bestuur neemt ook zijn verantwoordelijkheid als het gaat om het in gang zetten van maatregelen, nu en in de toekomst, die het belang van een goede patientenzorg borgen. Dat gaat niet van vandaag op morgen. Wél is dat de eerste prioriteit van deze Raad van Bestuur. De reeds in gang gezette maar ook de aangekondigde maatregelen geven daar wat ons betreft blijk van.

In mijn slot kom ik nog één keer terug op de titel van het rapport van de commissie: En waar was de patient…..?

Het ziekenhuis heeft zorgplicht voor allen, voor haar medewerkers en specialisten, die zij een veilige en inspirerende werkomgeving wil bieden. Maar niet in de laatste plaats geldt dit voor onze patienten en allen die ons ooit nodig zullen hebben. Nooit mogen wij het bedrijfsbelang laten prevaleren boven het patientenbelang. Dat was de motivatie van de Raad van Bestuur om prof. Lemstra en zijn collegae te vragen om de onderste steen boven te krijgen. Dat zij dat met grote betrokkenheid hebben gedaan, spreekt letterlijk en figuurlijk uit hun openhartige rapport. Wij danken hen daarvoor zeer maar ik hoop dat ook te mogen zeggen uit naam van onze patienten.

Dank u wel.

Rapport En waar was de patient ……….? (samenvatting rapport)

Bron: MST

Recente artikelen