Veel genetische variatie in borsttumor
Array
Bij genetisch onderzoek van borsttumoren lijkt het nodig om de tumor op meerdere plekken aan te prikken. Dat doet een studie van Duitse wetenschappers vermoeden, gepubliceerd in The Journal of Molecular Diagnosis (2012; epub 6 juni).
Zij bestudeerden de genetische variatie in het voorkomen van micro-RNA’s, korte RNA-moleculen die de expressie van DNA reguleren. Eerdere onderzoeken toonden verbanden aan tussen de aanwezigheid van bepaalde micro-RNA’s en de prognose of het risico op uitzaaiing. Maar deze studies leverden verschillende resultaten op over de betrokken micro-RNA’s. Daarom zochten Mithu Raychaudhuri et al. uit of het voorkomen van micro-RNA varieert binnen tumoren, en tussen tumoren en lymfekliermetastasen.
De onderzoekers verzamelden weefsel van 16 borstkankerpatienten die geopereerd werden vanwege een tumor van 3 centimeter of groter. Zij bestudeerden per tumor 3 plekken op de aanwezigheid van 4 typen micro-RNA die vermoedelijk een rol spelen bij borstkanker: de kern, de periferie en in de ruimte hiertussen. Bij 9 vrouwen werden eveneens 2 tot 5 lymfekliermetastasen onderzocht. In totaal analyseerden de onderzoekers 132 monsters.
De aanwezigheid van de diverse micro-RNA’s verschilde aanzienlijk tussen de primaire tumoren (variatiecoefficient 40%). Eenzelfde variatie werd gevonden tussen tumoren en lymfekliermetastasen (40%). Ook tussen de verschillende onderzochte tumorzones bleek een grote heterogeniteit te bestaan (34%). De bevindingen gingen op voor alle onderzochte typen micro-RNA.
Voor onderzoek naar de expressie van micro-RNA in borsttumoren is het onvoldoende om op 1 plaats weefsel te bestuderen, stellen Raychaudhuri en collega’s van de afdeling Pathologie van de Technische Universität München. Om een goed genetisch profiel te kunnen schetsen, lijkt het nodig om per tumor verschillende plekken te analyseren en van meerdere positieve lymfeklieren.
Bron: NTvG/(Bijdrage: Twan van Venrooij.)
