Hartfilmende huisarts blijft betwist

Array

Het begrip organisatiecultuur kent vele definities, zo blijkt uit een zeer recente  oproep “Huisarts interpreteert zelf hartfilms: ja of nee”. Daarin gaf ik aan een voorkeur te hebben voor tele-cardiologie, waarbij een cardioloog de via het internet toegezonden film interpreteert met gegevens die de huisarts heeft meegezonden. Beste nieuwsbrieflezers, ik vroeg jullie om reacties. Er kwamen er vele binnen. Ik heb ze verdeeld in drie groepen: 1. laat de huisarts zelf hartfilms interpreteren 2. laat dat bij de cardioloog  blijven en 3. tele-cardiologie biedt hierbij een geschikte oplossing.  Ik laat drie emailers aan het woord. Gerda Dellemann-Bongers is manager van de Huisartsenpraktijk Presikhaaf te Arnhem. Zij mailt: In onze praktijk wordt dat al zo’n 25 jaar gedaan door de huisarts. Deze heeft daar natuurlijk wel cursussen voor gevolgd. Als nu een patient belt met harttklachten, maakt de doktersassistente een ecg voorafgaand aan het spoedconsult aan de huisarts. Deze kan dat meenemen in diens overwegingen. De assistente hoeft vooraf niet te overleggen met de huisarts of er sprake is van een mogelijk acute situatie, er kan meteen actie ondernomen worden. Wij vinden dit efficient en prettig voor de patient. De weg van beoordeling via de cardioloog, dat kost te veel tijd bij acute situaties. Bij jaarcontroles bij chronisch zieken waarbij ook een ecg hoort, wordt dit ook voorafgaand en aansluitend aan de afspraak met de huisarts ingepland. Lab onderzoek is dan ook al binnen, voor de patient prettig en voor ons efficient. Als controle van de deskundigheid van beoordelen van die ecg’’s zou het misschien een goed idee zijn dat jaarlijks enkele ECG’s beoordeeld worden door, bij voorbeeld, de Zorggroep CVRM. Zoiets gebeurt in Arnhem bij diegenen die aangesloten zijn bij de Zorggroep COPD, daar stuur je spirometrieen naar toe. Als je niet goed genoeg scoort dan moet/kun je weer op cursus. Jan Brouwer is huisarts te Schalkhaar. Hij ziet niets in hartfilms in de eerstelijn en mailt: Het maken van een ECG in rust heeft maar een zeer beperkte indicatie in de eerste lijn. Bij vermoeden van cardiale oorzaak van benauwdheid zonder ritmestoornissen kun je er niets mee uitsluiten. Heel misschien iets mee bevestigen. Maar bij verdachte klachten kom je altijd op verwijzen uit. Met of zonder ecg. Voor ritmestoornissen is het ook maar een zeer beperkt hulpmiddel. De patient moet het nl net hebben als die zich meldt op de praktijk. Veel beter is dan de Holterfoon. Die geef je aan de patient mee en de patient kan een registratie starten op het moment van de vermoedde ritme klachten. Dus als huisarts zelf ecg’s doen kost veel investering en levert weinig op tav het beleid.  Anastesioloog en ambulancedienst manager Ronald de Vos uit Groningen mailt: Uit jouw verhaal begrijp ik dat de film volledig software matig wordt geintepreteerd. Binnen de ambulancesector doen wij iets soortgelijks, er wordt een 12 afleidingen ECG gemaakt en deze wordt door de software van het ECG apparaat geïnterpreteerd. Hierbij hebben wij twee zaken geleerd, de software ziet niet altijd alles wat het geoefend oog van de cardioloog wel ziet. Daarom sturen wij bij twijfel het ECG door naar de cardioloog ter beoordeling. Zo worden toch meer infarcten gevangen dan alleen op software basis.   Niet alle patienten met een ACS hebben op het ECG zichtbare afwijkingen, je hebt om tot een goede diagnose te komen vaak meer nodig dan alleen het 12 afleidingen ECG.

Guus Schrijvers, Oud-Hoogleraar Public Health & Gezondheidseconoom

Guus Schrijvers (getrouwd met Els Zwaan, drie kinderen) werd op 24 juni 1949 geboren in Amsterdam als zesde kind in een katholiek onderwijzersgezin. Na het gymnasium B diploma behaald te hebben(1967) ging hij in Amsterdam economie studeren. Hij studeerde cum laude af (1973) bij prof. Wim Duisenberg op de na-oorlogse conjunctuurgolven en bij prof. Joop Hattinga Verschure op zelfzorgafdelingen in ziekenhuizen. In 1980 promoveerde hij in Maastricht op het onderwerp regionalisatie en financiering van de Engelse, Zweedse en Nederlandse gezondheidszorg. Een stelling uit zijn proefschrift werd zijn levensmotto: wie de kleine structuren niet eert, maakt de grote structuren verkeerd.

Hij promoveerde bij de grondlegger van de Nederlandse gezondheidseconomie prof. Lou Groot en bij genoemde Hattinga Verschure. Van 1974 -1984 was Schrijvers lid van de Gemeenteraad van Utrecht voor de Partij van de Arbeid. Hij ‘deed’ daar portefeuilles zoals Volksgezondheid, Welzijn, Cultuur en Financiën. Op 1 juni 1987 werd Schrijvers samen met prof. Joop van Londen hoogleraar Public Health bij de Medische Faculteit Utrecht. Dat betekende voor hem een switch van macro onderwerpen zoals de inrichting van het verzekeringsstelsel naar kleinschalige projecten zoals educatie van diabetespatiënten.

Uit een interview uit 1987 komt het citaat: ‘als de faculteit mij vraagt voor deze leerstoel, wil ik wat betekenen voor de faculteit. Dan geef ik de macro-onderwerpen op.’ Samen met Van Londen richtte hij zich in 1987 op innovaties in de thuiszorg en op ketenzorg bij chronische zieken. Later zou het die activiteiten onder de vlag disease management bundelen. Tien jaar kwam de belangstelling voor ketens in de spoedzorg erbij. Zijn kennis op dit terrein bundelde hij in het boek Moderne Patiëntenzorg in Nederland, dat hij in 2002 samen met de plaatsvervangend hoofdinspecteur drs. Nico Oudendijk voor de gezondheidszorg schreef.

Vanaf het eerste begin had het bevorderen van het onderwijs in de Sociale Geneeskunde en de Volksgezondheid zijn grote aandacht. Toen Van Londen en hij begonnen was er helemaal niets op dit terrein. Schrijvers: ‘Een grote triomf ervoer ik op 2 april 1994 toen na zeven jaar trekken en duwen de eerste medische studenten bij een GGD en een Arbodienst een verplicht co-schap Sociale Geneeskunde liepen.’

In 1999 kwam een nieuw curriculum voor de medische studenten tot stand. Tropenjaren volgden tot 2006 voor hem en zijn collega dr. Gerdien de Weert om alle uitbreidingen van het sociaal geneeskundige onderwijs bij te benen. Zijn collegestof bundelde hij in 1997 en na verschillende drukken in 2002 in het boek Een kathedraal van Zorg en in de Engelse variant daarvan Health and Health Care in the Netherlands.

Per 1 juli 2007 gaan de onderzoeksactiviteiten van Schrijvers over in de Unit Innovaties in de Zorg binnen het Julius Centrum, dat hij in 1996 met collega prof. Rick Grobbee oprichtte. Zijn aandacht blijft liggen bij Disease Management en Spoedzorg. Schrijvers: ‘Ik begrijp nog steeds niet helemaal hoe die kleine structuren binnen Disease management en spoedzorg precies functioneren. Er is tegenwoordig ook veel uitwisseling met collega’s in Noord Amerika en elders in Europa. Dat verrijkt het inzicht in hoge mate. Elk land is op dit terrein een laboratorium voor een ander land..Voorlopig heb ik mijn handen vol aan de nieuwe Unit. Toch zou ik nog twee boeken willen schrijven.Het ene krijgt als titel, De gemoderniseerde kathedraal van zorg. Het tweede boek moet gaan over ondernemersschap en gelijke toegang tot de zorg. Beide zijn belangrijk maar o zo moeilijk te combineren. Hierbij zou ik de kennis van macro econoom weer kunnen gebruiken.’

Als oud hoogleraar Public Health en gezondheidseconoom bij het UMC Utrecht. geeft hij met zijn nieuwe boek ‘Zorginnovatie volgens het Cappuccinomodel.’ zijn visie hoe de gezondheidszorg eruit zou kunnen zien in een maatschappij met schaarste aan zorg. Het boek is bestemd voor het middenkader van zorgorganisaties. Naast schrijver van boeken en artikelen over de gezondheidszorg is Guus lid van enkele stuurgroepen en begeleidingscommissies en geef ik lezingen en workshops.

Guus Schrijvers is voor voordrachten, dagvoorzitterschappen, interviews en onderzoeksopdrachten te bereiken via [email protected] en telefonische via zijn secretaresse Annet Esser op telefoonnummer 030 250 9359.

Recente artikelen