Moeders voelen zich schuldig bij vroegtijdig stoppen borstvoeding

Array

Ruim 40% van de pas bevallen moeders heeft schuldgevoelens omdat ze gestopt zijn met borstvoeding voor hun kind zes maanden oud is. Of omdat ze nooit met borstvoeding zijn begonnen. Die schuldgevoelens worden versterkt als in voorlichtingsmateriaal een te rooskleurig beeld wordt geschetst van borstvoeding. Dat blijkt uit een onderzoek van IPM Research. Advies in opdracht van het Voedingscentrum. Als zorgverleners hier rekening mee houden, kunnen ze moeders beter begeleiden in hun borstvoedingsperiode.

Het Voedingscentrum en veel andere instanties raden borstvoeding aan tot in ieder geval 6 maanden. Borstvoeding bevat stoffen die belangrijk zijn voor de ontwikkeling van het kind en het beschermt tegen ziektes. In 2010 gaf 18% van de moeders 6 maanden na de geboorte nog volledige borstvoeding. Elke week telt, vindt het Voedingscentrum.

Pijn en vermoeidheid belangrijke redenen om te stoppen.
In het onderzoek werden 311 vrouwen ondervraagd. Van de vrouwen die gestopt waren met borstvoeding voor hun baby zes maanden oud was, had 36% destijds schuldgevoelens, en 14% voelt zich nog wel eens schuldig. Van de vrouwen die nooit aan borstvoeding waren begonnen, heeft 19% destijds schuldgevoelens gehad en 3% voelt zich nog steeds wel eens schuldig. De belangrijkste redenen om te stoppen waren pijn, vermoeidheid, en onzekerheid over de hoeveelheid moedermelk die de baby binnenkreeg. Juist vrouwen die erg overtuigd waren van borstvoeding vanwege de gezondheidsvoordelen of de intimiteit van het voeden, voelden zich schuldig.

Voorlichting: niet te rooskleurig en praktische adviezen
De manier van voorlichten blijkt ook een belangrijke rol te spelen bij het eventueel ontstaan van schuldgevoelens bij moeders. In het onderzoek werd vrouwen die gestopt waren met borstvoeding gevraagd hoe zij dachten over verschillende voorlichtingsuitingen. De meeste vrouwen onderkennen het belang van voorlichting over borstvoeding, al hebben ze behoefte aan een meer realistisch beeld van borstvoeding. De vrouwen voelden zich schuldiger als:

* er een te rooskleurig beeld werd geschetst van borstvoeding
* de indruk werd gegeven dat borstvoeding altijd bij iedereen kan
* de gezondheidsvoordelen en de intimiteit werd benadrukt
* ze in de uiting persoonlijk werden aangesproken (‘jij’ en ‘je kindje’).

Voorlichting over borstvoeding moet niet te commercieel zijn, vonden de vrouwen. Ze hebben vooral veel behoefte aan informatie en praktische tips. Daarbij is de balans belangrijk. Een te negatief beeld over bijvoorbeeld de nadelen, zou ook niet goed zijn. Zoals een respondente het verwoordt: “Ik denk niet dat vrouwen gestimuleerd worden om borstvoeding te geven als je teveel communiceert over de nadelen. Dan stoppen ze misschien eerder met borstvoeding, of ze beginnen er sowieso niet aan. Dat zou zonde zijn.”

Rol zorgverlener
Als zorgverleners rekening houden met deze gevoelens en suggesties voor de voorlichting, dan kunnen zij moeders tijdens de borstvoedingsperiode beter begeleiden. Moeders houden dan een beter gevoel over aan hun borstvoedingsperiode, waardoor de kans groter is dat zij bij een volgend kind weer kiezen voor borstvoeding, of vrouwen in hun omgeving stimuleren om borstvoeding te geven.

bron: Voedingscentrum

Redactie Medicalfacts / Alida Budding - Hennink

Samen met mijn dochter Janine Budding verzorg ik dagelijks het online medisch nieuws voor zorgverleners, zodat zorgverleners elke dag weer op de hoogte zijn van het nieuws wat voor hen relevant is. De rol en beleving van patiënt & Healthy Ageing, zijn voor mij speerpunten om extra aandacht aan te besteden.

Ik heb jarenlang ervaring in diverse functies in thuiszorg.

Recente artikelen