Etnische verschillen bij vroeggeboorte
ArrayAfrikaanse en Zuid-Aziatische zwangeren bevallen vaker (veel) te vroeg dan blanke vrouwen van mediterrane, Oost-Aziatische en Europese afkomst. Bij Afrikaanse en mediterrane vrouwen zijn de gevolgen van vroeggeboorte echter minder ernstig. Dat blijkt uit gegevens van bijna 1 miljoen eenlingzwangerschappen die de Stichting Perinatale Registratie Nederland (PRN) in de periode 1999-2007 vastlegde. De analyse van Jelle Schaaf (AMC) en medeauteurs staat in Acta Obstetricia et Gynaecologica Scandinavica (2012; epub 24 september).
Verloskundigen en gynaecologen registreren in PRN gegevens over vrijwel alle zwangerschappen, bevallingen en neonatale morbiditeit in Nederland. Met Afrikaanse vrouwen worden onder meer ook Surinaamse en Antilliaanse vrouwen bedoeld; mediterrane vrouwen komen vooral uit Noord-Afrika en Turkije.
In totaal werden in de 9 studiejaren ruim 50.000 kinderen (5,4%) geboren vóór de 37e zwangerschapsweek en 5600 (0,006%) vóór de 32e week. Afrikaanse en Zuid-Aziatische vrouwen bevielen vaker eerder dan 37 weken, met oddsratio’s (OR’s) van respectievelijk 1,33 (95%-BI: 1,26-1,41) en 1,58 (95%-BI: 1,47-1,69). Voor zeer premature geboorte (< 32 weken) waren de cijfers vergelijkbaar.
Voor alle vroeggeboren kinderen was het risico op overlijden 9,7‰ en op ziekenhuisopname in de 1e levensmaand 108‰. Voor Afrikaanse kinderen was het absolute risico op overlijden (14,7‰) en op opname (124‰) het hoogst. Na correctie voor risicofactoren, zoals sociaaleconomische achterstand en suboptimale prenatale zorg, verdwijnt het verschil in mortaliteit echter (aangepaste OR (aOR): 0,73; 95%-BI: 0,45-1,18). Bovendien hebben Afrikaanse kinderen significant minder morbiditeit (aOR: 0,51; 95%-BI: 0,41-0,64). Ook mediterrane kinderen ondervinden duidelijk minder nadeel van een vroeggeboorte dan kinderen van blanke Europese vrouwen. Mogelijk verschilt de optimale zwangerschapsduur dus tussen etnische groepen.
Bron: NTvG/(Bijdrage: Esther van Osselen.)