UMC Utrecht-deskundigen over voltooid leven
ArrayIn Nederland groeit de levensverwachting elk jaar. Dat is goed nieuws, maar niet voor iedereen. De kwaliteit van het leven die ouderen ervaren, kan sterk verschillen. Er is een groeiende groep ouderen die hun leven voltooid acht en als gevolg daarvan een stervenswens heeft. Het kabinet wil in een wettelijke regeling vastleggen dat ouderen die hun leven voltooid vinden, hulp kunnen krijgen bij sterven.
Het debat over hulp bij het beëindigen van een voltooid leven woedt in alle heftigheid. D66, GroenLinks, VVD, PvdA en 50Plus zijn voorstander van de stervensbegeleider, terwijl de christelijke partijen en de SP juist willen investeren in betere ouderenzorg, om ouderen ‘zich niet waardeloos te laten voelen’.
“De maatschappij moet meer haar verantwoordelijkheid nemen.”
Mariëlle Emmelot-Vonk (medisch afdelingshoofd Geriatrie)
Mariëlle komt regelmatig in contact met oudere patiënten die door een opeenstapeling van medische klachten niet meer positief in het leven staan. Mariëlle is groot voorstander van meer ruimte binnen het zorgproces om samen met de patiënt naar een passende oplossing te zoeken. Deze oplossing hoeft niet altijd medisch van aard te zijn maar kan ook betekenen dat er wordt besloten om een behandeling niet toe te passen. De keuzes die gemaakt worden moeten bijdragen aan de kwaliteit van leven. Wanneer er na zorgvuldige overwegingen toch de wens blijft bestaan om het leven voortijdig te beëindigen voorziet de euthanasiewet in deze mogelijkheid.
“Voltooid leven raakt een hele andere doelgroep, dit zijn mensen die geen directe medische aanleiding hebben om uit het leven te willen stappen. Wat is de definitie van voltooid leven? Het heeft enerzijds te maken met zingeving en het is goed wanneer een ieder dit voor zichzelf kan bepalen. Anderzijds is het goed om kritisch te kijken naar bijdragende factoren, zoals stemming, cognitie en eenzaamheid. Deze factoren zijn soms op een positieve manier te beïnvloeden, waardoor ouderen weer positiever in het leven kunnen staan.
Ik denk dat de omgeving hierin ook een belangrijke rol speelt, de maatschappij moet meer haar verantwoordelijkheid nemen. Ik vind dat we in Nederland over zijn algemeenheid een negatief beeld hebben van veroudering, dit is in zuidelijke culturen bijvoorbeeld heel anders. Wanneer we ouderen meer blijven betrekken in de maatschappij, zodat zij onderdeel kunnen blijven uitmaken van de samenleving, draagt dit op een positieve manier bij aan zingeving.”
“Een jaar later had zij echter een nieuwe levens partner gevonden en was ze weer gelukkig”. Niek de Wit (hoogleraar huisartsgeneeskunde)
Niek heeft in 25 jaar huisartspraktijk veel te maken gehad met vragen rond het levenseinde. Hij maakt direct een duidelijk onderscheid in de vraag van patiënten om hulp bij levensbeëindiging om medische redenen, meestal een ernstige of invaliderende lichamelijke ziekte, of die van mensen zonder ernstige ziekte “Ik ben uitgeleefd” , zo heeft hij dat laatste ooit door een patiënt horen omschrijven. Bij een medische reden is actieve levensbeëindiging in Nederland goed georganiseerd in de euthanasiewet.
“Wanneer iemand om niet-medische redenen het leven wil beëindigen, gaat het om zingeving. Wie gaat daar dan over? Niek vindt dat het zelfbeschikkingsrecht van het individu voorop staat, en dat de overheid een belangrijke rol heeft in de maatschappelijke discussie hierover. Het is goed dat er gekeken wordt naar een manier waarmee mensen op een waardige en verantwoorde manier uit het leven kunnen stappen. Wanneer dit dan mag en hoe dit dan georganiseerd moet worden, daar moeten hele goede afspraken over worden gemaakt.
Hoe je de patiënt met een ‘voltooid leven’ moet begeleiden is ingewikkeld. Het hoort niet als vanzelf sprekend tot het medisch domein. De huisarts is wel vaak het eerste aanspreekpunt, doet begeleidende gesprekken en kan, als daar aanleiding toe is, de psychiater consulteren om achterliggende psychiatrische problematiek uit te sluiten. Maar daarmee eindigt voor veel huisartsen de medische verantwoordelijkheid. Ook andere professionals zouden de patiënt kunnen begeleiden, bijvoorbeeld vanuit het sociaal domein, of zelfs vrijwilligers.”
Er moet volgens Niek daarbij altijd goed gekeken worden naar de totale context van de patiënt en rekening gehouden worden met het feit dat deze context kan veranderen. Vanuit zijn praktijk geeft hij een voorbeeld van een ernstig geïnvalideerde oudere vrouw die omdat haar leven “leeg” was na het overlijden van haar man, ermee wilde stoppen. “Dat leidde tot een serie van moeilijke gesprekken. Een jaar later had zij echter een nieuwe levenspartner gevonden en was ze weer gelukkig.
Het is goed dat we dit gesprek met elkaar aangaan en kijken hoe we mensen met een duidelijke wens tot beëindiging van een in hun ogen voltooid leven zo goed mogelijk kunnen begeleiden. Kenniscentra zoals het UMC Utrecht waar veel expertise en ervaring zit moeten hier het debat over aangaan en advies geven aan professionals die hiermee te maken krijgen. Ook al valt dit onderwerp misschien voor veel artsen buiten de medische verantwoordelijkheid.”
“De focus in de discussie en begeleiding moet liggen op het onderzoeken van mogelijkheden om tóch nog tevreden met het leven te kunnen zijn.” Metten Somers (psychiater, medisch hoofd zorglijn affectieve en psychotische stoornissen)
“Het gaat hier niet om een medisch vraagstuk, het gaat hier over de beleving van een individu. Waarom ervaren mensen dat het leven niet voldoende meer brengt? Het ingewikkelde hieraan is dat je de beleving van een individu niet kunt objectiveren en de vraag is of dat ooit mogelijk wordt. “
Metten geeft aan dat er goed gekeken moet worden naar de alternatieven. “Is de dood de enige optie? Is het niet mogelijk mensen te begeleiden in het leren verdragen en tevreden te zijn met het leven dat ze leidden? Het maatschappelijk debat is goed want er is vraag naar en nog te weinig kader. De overheid kan hierin een rol spelen, zelfbeschikking is goed maar we moeten waken voor overregulering. Als samenleving is het in dit debat ook goed om te kijken hoe onze prestatiemaatschappij bijdraagt aan de wens tot beëindiging van een mensenleven. Zou het kunnen dat onze maatschappij dusdanig gericht is op resultaat dat een leven dat niet meer tot resultaat leidt ook sneller ervaren wordt als zinloos?
Het UMC Utrecht en andere medische instituten kunnen zeker een bijdrage leveren in deze discussie. Door de aanwezige kennis en klinische ervaring kunnen we bijdragen aan kader stellen, de definitie van voltooid leven formuleren. We moeten ook duidelijk maken hoe voltooid leven zich verhoudt tot het medisch domein. Als psychiater heb je vaak te maken met patiënten die niet meer willen leven. Tot nog toe beperkt onze bemoeienis zich tot die mensen waar de doodswens voortkomt uit een psychiatrisch probleem.
De focus in de discussie en begeleiding moet in eerste instantie liggen op het onderzoeken van mogelijkheden om tóch nog tevreden met het leven te kunnen zijn. Als er echt geen alternatief is kan er altijd nog gekozen worden voor een voltooid leven.”
Bron: UMC Utrecht