ADHD een ‘mode-diagnose’

Array

Programma ADHD bij volwassenen Er wordt regelmatig over ADHD gesproken als ‘mode-diagnose’. Daarmee bedoelt men vaak dat er nu veel meer over gesproken wordt dan vroeger.
Hoe kan een stoornis die eerst ‘niet bestond’ nu opeens veel voorkomen?
Het antwoord luidt dat de wetenschap (gelukkig) niet stilstaat. Informatie over stoornissen leiden dus ook tot een nieuw begrip van klachten en tot nieuwe behandelingen. Eerst was ADHD alleen als stoornis bij kinderen bekend, die naar men dacht, er overheen groeiden met het volwassen worden. Dit is onjuist gebleken. De meeste volwassenen houden last van onrust, concentratieproblemen en impulsiviteit als ze daarvan als kind al last hadden. Hierdoor heeft ADHD zich van een kinderstoornis ontwikkeld tot een stoornis met een levenslang beloop. Nu ontdekt is dat ADHD veel voorkomt (bij 3-5% van de kinderen en bij 2% van de volwassenen), moet de stoornis misschien wel eerst een tijdje ‘in de mode’ zijn om voldoende bekendheid te krijgen bij publiek en behandelaars. Daarna kan ADHD een ‘gewone’ stoornis worden, waarvan iedereen ongeveer weet wat ermee bedoeld wordt en wat eraan gedaan kan worden (link naar pagina op adhd site over de behandeling).
Verder lezen over dit onderwerp ADHD als stoornis
Een vergelijkbaar proces vond jaren geleden plaats toen duidelijk werd dat depressies vaker voorkwamen en ernstiger waren dan gedacht, heel iets anders dan het ‘af en toe een beetje depri zijn’, wat iedereen wel eens overkomt. De media berichtten veel over depressies en ook toen was de kreet ‘mode-diagnose’ niet van de lucht.
Ook bij ADHD is er in discussies steeds het misverstand dat ‘iedereen wel eens onrustig of chaotisch’ is, en dat je dan toch niet van een stoornis kan spreken. Het verschil zit hem in het ‘wel eens’ of altijd klachten hebben, elke dag, vanaf de kindertijd tot in de volwassenheid. De onrust, chaos en impulsiviteit leiden dan ook tot falen op school, op het werk en in relaties. Dan pas spreken we ook van een stoornis. ADHD als bundeling van bepaalde klachten binnen een persoon heeft waarschijnlijk altijd bestaan, maar nu kunnen we het beter herkennen en daardoor gerichter behandelen.
Mensen met ADHD werd tot voor kort wel hulp geboden voor allerlei bijkomende problemen en stoornissen als depressie, relatie- en werkproblemen, angststoornissen, verslaving of persoonlijkheidsstoornissen, maar de ADHD zelf werd niet herkend. Daardoor stagneerden behandelingen vaak zonder dat patient en behandelaar wisten waardoor. Dat hoeft nu niet meer. Misschien heeft deze inhaalslag van aandacht voor psychiatrische stoornissen te maken met het taboe dat er nog steeds op rust (dat overkomt mij niet, maar de buurman). Nu blijken deze stoornissen vaker dan gedacht en dichterbij ons in de buurt voor te komen. De huidige (media)aandacht voor de impact van psychiatrische stoornissen, het beloop, en het nut van behandeling is cruciaal om degenen die er baat bij kunnen hebben te bereiken.
De media hebben het nieuws dat ADHD niet overgaat met het volwassen worden direct vanaf het begin (ongeveer 1998) opgepikt. Patienten hebben zich via de patientenverenigingen Balans (www.balansdigitaal.nl) en Impuls (www.impulsdigitaal.nl) en via www.adhd.nl georganiseerd. Hierdoor is informatie ook snel toegankelijk gemaakt voor het grote publiek. Uit: ADHD bij volwassenen. Inleiding in diagnostiek en behandeling. JJS Kooij, 2e druk 2003. Swets & Zeitlinger Publishers, Lisse. Symptomen van ADHD
Vaak hoor je ook de vraag of ADHD wel een stoornis is, of dat het gaat om een variatie aan eigenschappen die ook voordelen kan hebben, voor zowel degene die het betreft als voor de maatschappij.
Mensen met ADHD zijn impulsief, beginnen graag iets nieuws en zijn vaak creatief. Het is voorstelbaar dat wie die deze eigenschappen in beperkte mate bezit, goed kan functioneren in de maatschappij.
Zonder mensen met deze eigenschappen zou de maatschappij wellicht verstarren door te veel regelgeving en zouden nieuwe initiatieven geen kans meer krijgen. Bij degenen die zich aanmelden voor hulp in de geestelijke gezondheidszorg echter valt juist het lijden door de symptomen op en het levenslange patroon van mislukkingen. De negatieve kanten van de kenmerken van ADHD overheersen dan de positieve, en dit leidt tot de hulpvraag. Regelmatig wordt ook de vraag gesteld of symptomen die zo algemeen voorkomen als concentratieproblemen, onrust en impulsiviteit, wellicht bij grote groepen mensen tot de diagnose ADHD zouden kunnen leiden en tot het gebruik van stimulantia (Buitelaar, 2001). Dit wordt dan beschouwd als medicalisering van problemen die eigenlijk te maken hebben met het functioneren van onze jachtige, westerse maatschappij. De idee is dan dat als we terug zouden keren naar een ‘natuurlijke’ levensstijl met voldoende rust en ontspanning, dergelijke klachten vanzelf zouden verdwijnen.
Hoewel stress en druk de symptomen van ADHD waarschijnlijk doen toenemen, betekent dit nog niet dat zij de oorzaak van de stoornis zijn. Evenmin staat hiermee vast dat als er geen stress zou zijn (wat onmogelijk is), de klachten zouden verdwijnen. Met andere woorden gaat het om de vraag of de symptomen van ADHD af te grenzen zijn van ‘normale’ reacties op stress en of er van een identificeerbare stoornis kan worden gesproken. Het wetenschappelijk onderzoek vanuit met name de kinder- en jeugdpsychiatrie heeft de afgelopen 25 jaar hierin meer duidelijkheid gebracht.
ADHD blijkt een stoornis met symptomen die iedereen wel eens tijdelijk bij zichzelf herkent, maar die bij degene met ADHD levenslang voortduren en zonder dat men daar greep op heeft gekregen. De klachten leiden tot aantoonbaar onderpresteren en disfunctioneren, iets wat iemand met tijdelijke klachten niet zal overkomen. ADHD is met andere woorden een dimensionele stoornis waarbij de mate waarin de klachten optreden bepaalt of er van een stoornis gesproken kan worden. Epidemiologisch onderzoek toonde recent aan dat de symptomen van ADHD weliswaar vaak voorkomen in de algemene bevolking, maar niet in ernstige mate, zodat bij die grote groep niet van een stoornis kon worden gesproken. Ernstige symptomen kwamen slechts bij een kleine groep voor, conform de verwachting (Kooij e.a., 2005). Over het algemeen is er geen zwart-wit scheiding mogelijk tussen normaal en afwijkend in de psychiatrie, er is vaak sprake van geleidelijke overgangen. Ook ADHD is een dimensionele stoornis. Het is niet zoals bij zwangerschap en bij suikerziekte, waarbij een simpele bepaling in het bloed beide kan aantonen of uitsluiten: er is wel of geen zwangerschap, wel of geen suikerziekte. Bij psychiatrische stoornissen varieert de mate waarin de symptomen optreden en de mate waarin iemand er last van heeft. De werksituatie, de steun van de omgeving, de compensatie door een eventuele partner bepalen mede of iemand uit balans raakt. Sommigen zijn een beetje, anderen ernstig depressief; dit geldt ook voor ADHD. Pas als iemand zelf of de omgeving veel last heeft van de symptomen wordt hulp gezocht; meestal is er dan ook disfunctioneren. In het algemeen kan niet van een psychiatrische stoornis worden gesproken als er geen consequenties zijn voor het functioneren. Iemand die concentratieproblemen heeft, maar die hierdoor nooit problemen heeft ondervonden in opleiding en werk, die alles zonder extra moeite of inspanning kan doen, die heeft waarschijnlijk geen stoornis, ook geen ADHD. Natuurlijk komt het er wel op aan dat de diagnosticus kennis heeft van de verschillende uitingsvormen van ADHD, de subtypen, de comorbiditeit en de meest voorkomende vormen van disfunctioneren bij ADHD. Het is noodzakelijk dat de onderzoeker hierover goed doorvraagt om een zo goed mogelijke inschatting te maken. Uiteindelijk bepaalt de kennis van de onderzoeker samen met de informatie van de patient en de familie of de diagnose wel of niet kan worden gesteld.
Enige mate van subjectiviteit is dus onvermijdelijk. Het is de vraag of dat erg is. Voor geen enkele psychiatrische stoornis bestaat er momenteel een lakmoesproef waarmee een aandoening met zekerheid kan worden aangetoond of uitgesloten. Meestal leveren de voorgeschiedenis, het beloop van de symptomen, het disfunctioneren door de klachten en de familie-anamnese de informatie die tot de diagnose leidt. Misschien dat met het voortschrijden van de kennis over genetica en beeldvormend onderzoek van de hersenen bij verschillende psychiatrische stoornissen er in de toekomst wel testen beschikbaar komen die kunnen worden ingezet bij de diagnostiek. Bron: Verplegingenverzorging

Recente artikelen