Campylobacter in kippenvlees wordt stevig aangepakt

Array

Het verminderen van problemen door met Campylobacter besmet pluimveevlees in Nederland gaat de goede kant op. Toch wordt nog regelmatig, Campylobacter in kip gevonden. Dat speelt in veel landen. Alleen de Scandinavische landen vormen hierop een uitzondering omdat Campylobacter daar minder voorkomt in de primaire sector en daardoor zwaarder ingezet kan worden op een logistieke benadering zoals kanalisatie. Dit was de conclusie van het Campylobactersymposium dat op 26 juni werd gehouden bij het Centraal Veterinair Instituut (CVI) van Wageningen UR in Lelystad.

Een nieuw vaccin en faagtherapie bieden op de langere termijn mogelijk perspectieven. Maar ook een gerichte aanpak in de keten kan flink bijdragen aan de reductie van het probleem. De overheid en de sector sluiten binnenkort een convenant om deze ketengestuurde aanpak verder vorm te geven.

Ongeveer 20% van het vlees is besmet
Volgens metingen van de Voedsel- en Waren Autoriteit is de laatste jaren ongeveer 20% van het kippenvlees besmet met Campylobacter. Deze bacteriën kunnen bij mensen een voedselinfectie veroorzaken die gepaard gaat met hevige diarree. Daarnaast kunnen er ernstige complicaties optreden bij mensen na een voedselinfectie met Campylobacter zoals gewrichtsproblemen en neurologische problemen. De problemen ontstaan pas als er onvoldoende hygiëne in de keuken plaatsvindt. De bacterie wordt zeer snel onschadelijk gemaakt door verhitting. In de hele pluimveevleesproductieketen wordt gewerkt aan het beheersen van Campylobacter.

Bacteriofagen
Marcel van Bergen, bacterioloog bij het CVI, ziet mogelijkheden om Campylobacterinfecties flink te reduceren met behulp van een faagtherapie. Het is een methode waarbij bacterie dodende virussen worden ingezet om bacteriën te bestrijden. Dit kan zowel bij levende dieren als bij dieren die geslacht zijn. Faagtherapie is veilig voor mens en dier. Er moeten echter nog de nodige hobbels genomen worden, voordat deze therapie ook daadwerkelijk succesvol kan worden toegepast. Daarom doet het CVI onder andere onderzoek naar resistentieontwikkeling, de optimaal benodigde dosis fagen, hoe fagen het best gekweekt en bewaard kunnen worden en op welke manier en op welk moment de fagen het best toegediend kunnen worden.

Nieuwe vaccins
Jaap Wagenaar, bacterioloog bij de Universiteit Utrecht en het CVI, werkt aan nieuwe vaccins tegen Campylobacter. Dat is niet eenvoudig omdat het immuunsysteem van de kip onvoldoende reageert als deze wordt besmet met Campylobacter. De kip ontwikkelt geen beschermende antistoffen als deze wordt gevaccineerd met de afgedode bacterie. Onderzoek heeft geleid tot een eiwit dat mogelijk wel de gewenste antistoffen induceert in kippen waardoor de kippen wel beschermd zijn tegen een Campylobacterinfectie. In het laboratorium bleek deze vaccinkandidaat goed te werken, maar verder onderzoek zal moeten uitwijzen of dit ook in de praktijk geldt.

Kanaliseren werkt niet
Maarten Nauta, senior onderzoeker bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), heeft in 2007 door CVI en TNO verzamelde gegevens over de Campylobacter-besmetting van vleeskuikens en kipproducten geanalyseerd. Uit de analyse bleek dat in alle 62 onderzochte vleeskuikenkoppels wel een keer ergens Campylobacter werd gevonden. Verder was het opmerkelijk dat de verschillende microbiologische testen niet dezelfde resultaten opleverden: een koppel waarin bij de ene test Campylobacter werd gevonden, kon bij een andere test een negatieve uitslag geven, en andersom. Ook bleek dat de mate van besmetting van de mest weinig voorspellende waarde heeft voor de mate van besmetting van de eindproducten. Dat geeft aan dat een methodiek van testen en kanaliseren, waarbij hoogbesmette dieren niet verwerkt worden tot vers vlees, in de praktijk geen goede mogelijkheid lijkt om risico's van Campylobacter te beheersen.

Aantal bacteriën op eindproducten vaak laag
Inge Stoelhorst, beleidsmedewerker bij het ministerie van VWS en Peter Vesseur, algemeen secretaris bij de Nepluvi, meldden dat dit najaar een convenant wordt ondertekend tussen beide partijen. Hierin spreken zij af dat in elke slachterij gedurende 2 jaar metingen worden gedaan naar de hoeveelheid Campylobacter op producten aan het einde van het slachtproces. Uit voorstudies in 2 slachterijen gedurende 2 maanden is gebleken dat de aantallen Campylobacter bacteriën op het eindproduct meestal bijzonder laag zijn, ook als de producten afkomstig zijn van koppels met een zeer hoog niveau. De Nepluvi en VWS willen weten of deze lage waarden ook van toepassing zijn op gehele Nederlandse productie, Tot nu wordt nog altijd een relevante bijdrage van de kip aan de Campylobacterbesmettingen bij de mens toegedicht. Via nieuwe studies gaat ook bekeken worden wat de bijdrage van andere bronnen zijn.

Bron: Centraal Veterinair Instituut 

Recente artikelen