Ketenzorg dekt niet de lading
ArrayHet woord ketenzorg suggereert dat de zorg schakel voor schakel wordt verleend ofwel dat er lineariteit bestaat tussen preventie, eerstelijn en tweedelijn. Dat is niet zo. Soms vindt preventie plaats in de tweedelijn. Soms gaat de patient heen en weer tussen eerste- en tweedelijn. Daarom is het woord ketenzorg niet goed. Beter is het om van netwerkzorg te spreken. Dit pleidooi hield UMC Utrecht voorzitter en internist Geert Blijham bij de afsluiting van het congres Recente Ontwikkelingen in de bekostiging van ketenzorg, dat op 4 juli plaatsvond op de Universiteit Utrecht. In de PH.Nieuwsbrief 309 van 6 juli stond hierover een bericht. Sociaal Geneeskundige Lia Donkers stuurt de Stichting Transmuraal Netwerk Midden Holland aan. Zij is het ermee eens om het woord netwerkzorg te gebruiken, zo mailde zij mij. Zij onderscheidt drie netwerken: het dienstenmodel waarbij een patient gelijktijdig met verscheidene zorgverleners contact heeft. Een daarvan is eindverantwoordelijke. Dit is het geval bij bijvoorbeeld diabetes- en COPD-zorg. Het tweede model betreft het transfermodel, warbij herstel van de patient centraal stelt. Een voorbeeld is de CVA-keten. Het derde model is het kluwenmodel voor patienten die door toenemend zelfzorgtekort steeds meer hulp nodig hebben van een toenemend aantal zorgverleners. Niemand is hoofdbehandelaar. Dit netwerk komt voor rond psychogeriatrische en palliatieve patienten. Donkers heeft samen met twee collega’s deze drie modellen onlangs uitgewerkt in Medisch Contact. Je vindt hun artikel op Donkers ECMM, e.a., Ketens met karakter, Medisch Contact, 9 mei 2008.