40.000 kinderen de dupe door beleid NZa

Array

20% van orthodontisten stopt met praktijk, 50% tandartsen stopt met orthodontie
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) geeft in haar rapport van 27 juli 2010 aan, dat zij de tarieven voor orthodontisten per 1 januari 2011 met 34% verlaagt. Tevens is de NZa voornemens gelijktijdig het tarief voor tandartsen die orthodontie verlenen te verlagen. Doordat veel kinderen een beugel nodig hebben, werken de meeste orthodontisten 50-55 uur per week. Dit om wachtlijsten te voorkomen. Hierdoor zijn de totale uitgaven voor orthodontische behandelingen gestegen. Met de tariefverlaging wil de NZa de kosten drukken. Door een dergelijke tariefdaling verwachten de Vereniging van Orthodontisten (VvO) en de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT) dat veel beugelbehandelingen alleen nog met verlies uitgevoerd kunnen worden en dat zeker 20% van de orthodontisten hun praktijk zullen sluiten. Ook zal de helft van de tandartsen geen orthodontische zorg meer verlenen. De NZa raakt met haar beleid 40.000 kinderen. De wachttijd voor orthodontische zorg zal in enkele jaren snel oplopen. Als gevolg hiervan zullen meer kindergebitten in Nederland langer scheef groeien. Voor veel kinderen is het dan te laat om nog op eenvoudige wijze hun gebit te corrigeren. De NZa gaat in haar opstelling niet alleen voorbij aan deze gevolgen van haar beleid, maar ook aan het loon naar werken principe. Dit in tegenstelling tot minister Klink, die wel vindt dat harder werken beloond moet worden. Hieronder vatten wij een aantal zaken samen waar de NZa aan voorbij gaat:

1
. Gevolgen tariefdaling voor kinderen en volwassenen onderschat. Veertig duizend kinderen komen vanaf 2011 op een wachtlijst als de NZa de nu voorgestelde tariefdaling doorvoert. Als de NZa de tariefdaling doorzet, beeindigt 20% van de orthodontisten en 50% van de tandartsen namelijk definitief het verlenen van orthodontische zorg binnen drie jaar. Dit blijkt uit een inventarisatie binnen de beroepsvereniging van orthodontisten en tandartsen. Doordat de NZa kosten (zie 4.) en feiten (zie 3.) negeert, berekent de NZa een tariefdaling van 34%. Als de NZa die daling doorvoert, kunnen tal van beugelbehandelingen voor kinderen en volwassenen slechts nog met verlies worden uitgevoerd. Deze zullen daarom verdwijnen uit het zorgaanbod in Nederland. De wachttijd voor orthodontie zal in enkele jaren oplopen naar meerdere jaren, waardoor het voor veel kinderen te laat is om nog op eenvoudige wijze hun gebit te laten corrigeren. Dat heeft met groei te maken. Met als gevolg dat meer complexe en duurdere behandelingen nodig zijn. Juist bij orthodontie is het van groot belang dat kinderen op tijd worden behandeld en dat er geen wachtlijsten zijn.

Nederlandse patient profiteert van relatief goedkope beugel.
Ondanks de voorgestelde tariefdaling is er ook volgens de NZa zelf eigenlijk geen probleem met de hoogte van het tarief van een beugel. Er worden gewoon meer beugels dan verwacht geplaatst, waardoor omzetten toenemen. Vergeleken met de consumentenprijzen daalden beugels de afgelopen 30 jaar 60% in prijs. In vrijwel alle Europese landen zijn beugels fors duurder, zo blijkt uit een internationale vergelijking.

Wie harder werkt, mag meer verdienen. Maar niet van de NZa.

Veel kinderen en volwassenen hebben een beugel nodig. Dankzij het feit dat orthodontisten gemiddeld 50-55 uur per week werken, zijn er geen wachtlijsten in Nederland. Omdat orthodontisten een kwart meer uren werken dan de norm, is hun omzet ook hoger dan de norm. De NZa negeert deze extra werkuren, terwijl de minister van VWS stelt dat medisch specialisten die harder werken ook meer mogen verdienen[1].

Inkomens liggen lager, kosten liggen hoger dan NZa aangeeft.
De NZa heeft het recht de omzet van orthodontiepraktijken te onderzoeken, maar miskent dat dit ondernemingen zijn die risico?s lopen. Bijgevolg laat de NZa ten onrechte opstartkosten, rentekosten en de lasten voor het opbouwen van een risicoreserve buiten beschouwing. Ook de minister van VWS erkent dat orthodontiepraktijken ondernemingen zijn[2].

Oproep aan nieuw kabinet: “zet jaren ’80 idee van normpraktijk overboord”.
Hoewel afgelopen regeringen overgingen op marktwerking in de zorg, met een kleinere rol voor de overheid, hanteert de NZa nog steeds een norm die begin jaren ’80 is ontwikkeld met de gemiddelde praktijk als uitgangspunt en als achterliggende gedachte dat ieder type zorgverlener evenveel verdient. Hiermee negeert de NZa het onmiskenbare feit dat er sprake is van toenemende verschillen tussen zorgaanbieders in kosten, in kwaliteit, in efficientie en in klantvriendelijkheid. Het nieuwe kabinet zou het jaren ?80 principe van de ?normpraktijk? dan ook los moeten laten en praktijken meer moeten zien als concurrerende ondernemingen. Terughoudendheid van de overheid is juist in de orthodontische zorg op zijn plaats. Hier behoort 97% van de zorg al tot de individuele verantwoordelijkheid van de burger, hier is de beroepsgroep bereid mee te werken aan het opleiden van meer orthodontische zorgverleners en hier is sprake van meer transparante kwaliteit. ?Het denken in gemiddelden gaat slecht samen met het denken in termen van marktwerking?, aldus NMT-voorzitter Rob Barnasconi en VvO-voorzitter Ted Bennit in een gezamenlijke reactie.

Recente artikelen