OM en IGZ hebben gehandeld volgens procedures in zaak Tuijtjenhorn meer maatwerk was nodig
ArrayDe casus van de huisarts in Tuitjenhorn is een ongewone en complexe samenloop van gebeurtenissen en keuzen. “Er is gehandeld volgens de gebruikelijk procedures maar op onderdelen had men meer maatwerk kunnen leveren. Zo zou de samenwerking en communicatie tussen de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en het Openbaar Ministerie (OM) versterkt moeten worden“, aldus de evaluatiecommissie. De commissie is er zich van bewust dat de betrokken instanties voor moeilijke afwegingen hebben gestaan. Ondanks het buitengewone karakter van deze casus zijn er naar het oordeel van de commissie voor de toekomst lessen uit te trekken. Het is nu aan het veld om deze lessen in praktijk te brengen.
De commissie heeft het feitelijk handelen van de betrokken organisaties beoordeeld en of er op een andere manier gehandeld kon worden om zo te leren voor de toekomst. Ook heeft de commissie geëvalueerd hoe de communicatie tussen de organisaties en van de organisaties met derden heeft plaatsgevonden. Aanleiding voor de start van deze evaluatie was de onrust die de casus Tuitjenhorn teweeg heeft gebracht, in de samenleving en vooral in de medische wereld.
Lessen voor de toekomst
Voor een toezichthouder als de IGZ is het belangrijk dat er bij de doelgroep voldoende gezag en vertrouwen is. Uit de casus blijkt dat er onder met name de huisartsen niet voldoende vertrouwen in de IGZ was. De commissie vindt dat de IGZ grondig moet investeren in de relatie met de doelgroep van huisartsen, zodat er een basis van vertrouwen ontstaat en het gezag van de Inspectie is geaccepteerd. Dat vergt ook investeringen van de beroepsgroep zelf. Professioneel toezicht op basis van gezag en vertrouwen is in het belang van de patiënt. Die moet kunnen rekenen op verantwoorde medische zorg, juist ook in de laatste fase van het leven.
Een betere afstemming tussen OM en IGZ was gewenst geweest. Na het afgeven en het publiceren van het bevel van de IGZ heeft ook het OM een maatregel genomen. Het gevolg was dat de arts binnen een periode van ruim een week te maken kreeg met twee interventies die betrekking hadden op zijn beroepsuitoefening. Het samenwerkingsprotocol tussen de IGZ en het OM zou uitgebreid moeten worden met afspraken over afstemming in de fasen na het strafrechtelijk opsporingsonderzoek. Een dergelijke regeling kan zich beperken tot een procedurele afspraak voor het onderhouden van verdere contacten, een wederzijdse informatieplicht en een verbintenis om mogelijke problemen gezamenlijk aan te pakken.
Tot slot is het belangrijk dat de afdeling communicatie van de IGZ in dit soort gevallen vanaf het begin inhoudelijk betrokken is en dat de kennis en vaardigheden voor communicatie in de organisatie van de IGZ worden versterkt om zo meer effectieve handelwijzen te ontwikkelen voor de omgang met de media.
Samenstelling Evaluatiecommissie
De commissie is ingesteld op verzoek van de ministers van Veiligheid en Justitie en Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De voorzitter van de evaluatiecommissie is Mr. C.J.G. Bleichrodt, oud vice-president van de Hoge Raad en oud-voorzitter van de Strafkamer van de Hoge Raad. De andere leden van de commissie zijn prof. dr. A.L.M. Lagro-Janssen, emeritus hoogleraar Huisartsgeneeskunde bij het UMC St Radboud en prof. dr. J. de Ridder, honorair hoogleraar vergelijkend publiek management aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Documenten en publicaties
- Brief Tweede Kamer Rapport evaluatiecommissie Tuitjenhorn
- Rapport van de evaluatiecommissie Tuitjenhorn
- Rapport over een calamiteit bij de zorgverlening rond het levenseinde van een patiënt
Rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.